Illustratie: Joske Piepers
Als je aan taal denkt, dan denk je aan woorden! In het algemeen kunnen we onderscheid maken tussen functiewoorden (woorden met een grammaticale functie zoals lidwoorden en voegwoorden) en inhoudswoorden (woorden met een inhoudelijke betekenis zoals zelfstandige naamwoorden en zelfstandige werkwoorden). De functiewoorden behoren tot de zogenaamde 'gesloten woordklasse'. Dat wil zeggen dat er aan deze groep niet zo snel nieuwe woorden worden toegevoegd. Hoe anders is dat bij de inhoudswoorden, een zogenaamde 'open woordklasse'. Bijna dagelijks komen er nieuwe inhoudswoorden bij, bijvoorbeeld op het gebied van mode ('jegging'), opvoeden ('bakfietsmoeder' of 'lattepapa') of milieu ('vliegschaamte'). Sommige woorden gaan een hele tijd mee en belanden uiteindelijk zelfs in het woordenboek, andere verdwijnen al binnen een jaar weer uit onze taal! Nieuwe woorden worden ook wel neologismen genoemd.
Binnen de taalkunde zijn er verschillende vakgebieden die zich bezighouden met het bestuderen van woorden. Aan de ene kant heb je morfologen die onderzoek doen naar de vormleer van woorden, dat wil zeggen de manier waarop deze zijn opgebouwd uit verschillende betekenisvolle eenheden, zoals werkwoordvervoegingen (loop-t) of voor- en achtervoegsels (ge-berg-te). Aan de andere kant is er het vakgebied van de lexicologie, waarin wetenschappers onderzoek doen naar woordenschat (woordleer). Het vakgebied van de lexicografie is daaraan gerelateerd. Lexicografie heeft betrekking op het beschrijven van, in dit geval de Nederlandse, woordenschat in historische of hedendaagse woordenboeken. We kennen allemaal wel de Grote van Dale (ook wel: Dikke van Dale): het bekendste Nederlandse woordenboek. Maar ook het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT), dat is gevestigd in Leiden, houdt zich intensief bezig met het documenteren van woorden. Lexicografen gebruiken uiteenlopend bronmateriaal om zo nauwkeurig mogelijk de Nederlandse woordenschat in kaart te brengen. En dat is geen gemakkelijke taak! Welk materiaal gebruik je? Welke selectie maak je? Hoe bepaal je de exacte betekenis van de woorden die je wilt opnemen? Als je meer wilt weten over de manier waarop lexicografen te werk gaan bij het samenstellen van woordenboeken, kun je een kijkje nemen op de website van het Instituut voor de Nederlandse taal. Je vindt daar onder het kopje 'Onze activiteiten - Lexicologie en Lexicografie' diverse handige en begrijpelijke beschrijvingen.
De uiteindelijke (samengestelde) verzameling van woorden wordt ook wel een 'lexicon' genoemd. Ook in je brein zit zo'n verzameling woorden opgeslagen: je 'mentale lexicon'. Jouw persoonlijke woordenschat kan worden onderverdeeld in een 'actief' deel (de hoeveelheid woorden die je daadwerkelijk gebruikt) en een 'passief' deel (de hoeveelheid woorden die je herkent). In je kinderjaren (de vroege taalontwikkeling) leer je de meeste nieuwe woorden (zie ook de Toolkit Eerstetaalverwerving als je geïnteresseerd bent in dit onderwerp). Aan het einde van de basisschool ken je gemiddeld 27.000 woorden en als volwassene gemiddeld zo'n 42.000 (passief). Natuurlijk is jouw persoonlijke woordenschat slechts een deel van de totale woordenschat. Zo bevat de Grote van Dale (van 1800 tot heden) 270.000 woorden. En dat is dus ook nog maar een selectie, want in feite kun je met alle bouwstenen uit de Nederlandse woordenschat oneindig veel combinaties maken, denk bijvoorbeeld maar eens aan afleidingen en samenstellingen. Het is de keuze van de lexicograaf welke woorden wel of niet worden opgenomen in een woordenboek. Dit hangt ook van het formaat woordenboek af: handwoordenboeken bevatten bijvoorbeeld meer woorden dan zakwoordenboeken.
Om in het woordenboek opgenomen te worden, hoeft een woord niet algemeen bekend te zijn, maar wel 'gangbaar' of 'ingeburgerd'. Zo moet het voldoen aan de officiële grammatica- en spellingregels, moet het een relevante en duurzame rol binnen de samenleving vervullen en een algemene geldigheid hebben (dus bijvoorbeeld niet in relatie staan tot één persoon, groep, tijd of plaats). In sommige gevallen kan het selecteren van woorden best wel lastig zijn. Want wat doe je bijvoorbeeld met neologismen die voorkomen op sociale media, in nieuwsberichten of in rapteksten? Als je het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW) raadpleegt, dan vind je bijvoorbeeld heel gewone woorden zoals 'lopen' en 'tafel', maar ook nieuwe woorden zoals 'sjoemelsoftware' en 'loverboy'. Wat zorgt ervoor dat sommige nieuwe woorden het woordenboek halen en andere niet? Wat bepaalt de populariteit van een nieuw woord, en hoe ontstaat zo'n woord?
Als je meer wilt weten over dit onderwerp voor jouw profielwerkstuk, download dan de toolkit Neologismen, die is ontwikkeld in samenwerking met het Instituut voor de Nederlandse taal!
"Als je een samenleving wil zien veranderen, moet je het woordenboek lezen"
Boomer gekozen tot woord van het jaar 2019
Het Smibanese woordenboek 2.0: een soort tijdsdocument van Amsterdamse straattaal
Deze rappers kennen meer woorden dan Harry Mulisch
Staan alle woorden in Van Dale?
Neologisme van de week (archief)
Woordbaak (archief): Waarom noemen we foto 'kiekje'? Hoe is het woord 'hamvraag' ontstaan? Wat is een 'spoonerisme'? Vragen over de betekenis of herkomst van opmerkelijke woorden.
Gelegenheidswoordenboekjes (zoals het Groene Woordenboekje, het Internetwoordenboekje of het Voetbalwoordenboekje)